Bruce V. Malchow, "A Manual for Future Monarchs" in The Catholic Biblical Quarterly Vol. 47, No. 2 (April, 1985), p. 238-245, https://www.jstor.org/stable/43719220
Ricardo Tavares, Eine königliche Weisheitslehre?: Exegetische Analyse von Sprüche 28–29und Vergleich mit den ägyptischen Lehren Merikaras und Amenemhats, Zurich Open Repository and Archive (2007), https://doi.org/10.5167/uzh-143062
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [7]Een koning houdt [8]het land staande [9]door het recht; [10]maar een, die tot geschenken genegen is, verstoort hetzelve. 7. Te weten, die wijs en vroom is. Zie boven hfdst.18 vs.22. 8. Dat is, de regering, of den staat van het land en het welvaren der inwoners of onderzaten. 9. Dat is, door het handhaven van alle goede wetten, waardoor de goeden voorgestaan en de kwaden gestraft worden. 10. Hebreeuws, een man der heffing, of der hefoffers. Van het Hebreeuwse woord terumah zie Lev.7:14, en Num.5:9, in de aantekening. Hier verstaan wij hetzelve van de heffing der geschenken, waartoe een heer des lands zou mogen genegen zijn om iemand gunst toe te dragen, zonder aanzien op het recht te hebben. Men kan het woord ook verstaan van de oplegging der schattingen, die een prins van zijne onderzaten met verdrukking derzelven tiranniglijk opneemt.